Solange is depressief: ze lacht niet meer, ze eet weinig, ze zegt minder. Ze valt flauw. Haar man Raoul probeert haar te redden door Stéphane, een vreemdeling, in te schakelen als haar minnaar. Hoewel hij naar Mozart luistert en elk zakboekje in alfabetische volgorde heeft gerangschikt, slaagt Stéphane er niet in Solange op te vrolijken. Ze breit. Ze doet het huishouden. Iedereen, inclusief hun buurman, een groenteverkoper, is het erover eens dat ze een kind nodig heeft, maar ze slaagt er niet in om zwanger te worden van een van beide minnaars. De drie nemen een baan aan bij het runnen van een zomerkamp voor kinderen, waar ze Christian ontmoeten, de vroegrijpe 13-jarige zoon van de plaatselijke fabrieksmanager. Het is Christian die Solange weer aan het lachen brengt